Jan Vente, Proeftuintrekker van het eerste uur

Jan VenteVraag: “Jan, waar kwam het idee voor een Proeftuin eigenlijk vandaan?”

Jan: “De Proeftuin gaat over een visie op landbouw. Daar was de gemeente Krimpenerwaard de afgelopen 10 jaar al volop mee bezig. Natuurlijk vanuit de opgaven in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), maar ook als het gaat om de verbreding van de landbouw. Bovendien zitten we ook nog eens in een gebied met een extra uitdaging als het om de toekomst van landbouw gaat: de bodemdaling. Wat kunnen we doen om die af te remmen, behalve vernatten? Welke alternatieven zijn er nog meer? We participeerden in experimenten van het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld, vaak in samenwerking met het Louis Bolk Instituut en PPP-Agro Advies. Een brede zoektocht naar kansen voor het gebied. Daar was draagvlak voor in de gemeente; de politieke wil om landbouwmogelijkheden te behouden was volop aanwezig. Als er dan vanuit onderzoek allerlei ideeën komen om bodemdalingremmende maatregelen te verkennen, heb je mij al snel mee. En zoals gezegd, ook de gemeente stond open voor dit initiatief.”

Vraag: “In de Proeftuin gaat het om ‘adaptieve landbouw’, wat wordt daar nou eigenlijk mee bedoeld?

Jan: “Eigenlijk zegt het precies waar we al die tijd als gemeente al mee bezig waren: zoeken naar passende landbouw voor het gebied. Passend in de zin dat het volhoudbaar is bij veranderende omstandigheden. Volhoudbaar voor de boer, de ondernemer, maar ook voor de bodem, de natuur en de omgeving. Of die veranderende omstandigheden nou door klimaatverandering of regelgeving ontstaan, je ‘moet’ daar wat mee. Als gemeente en als ondernemers en inwoners. Ons gebied is uniek; een weidelandschap doortrokken met sloten en koeien in de wei. Om dat zo te houden moeten we meebewegen met verandering, adaptief zijn dus. Zodat we én kunnen boeren (en daar een goede boterham mee kunnen verdienen) én aan natuur werken. Dat er gerecreëerd kan worden, dat we weidevogels hebben en volop biodiversiteit. In opgaven kunnen ook kansen liggen, in de Proeftuin hebben we daarnaar gezocht.”

Vraag: “Wat is dan voor jou zo’n voorbeeld van adaptief zijn, als het gaat om de opgaven die er liggen?”

Jan: “Dat is wat mij betreft toch wel ‘klei in veen’. Maar ook waterinfiltratie. Twee maatregelen die op een duurzame manier bodemdaling aanpakken. Ik ben er trots op dat we in de Krimpenerwaard agrariërs hebben die mee willen doen bij dergelijke onderzoeken en experimenten. Want het is echt pionieren; wat in een lab of onderzoek lukt en werkt, moet ook nog in de boerenpraktijk worden getest. Want we kunnen met z’n allen van alles verzinnen, als de boer er niet mee uit de voeten kan, gaat het niks worden. Dat geldt trouwens ook voor de experimenten met kruidenrijk grasland in de Proeftuin; veengrond is op dat vlak een lastige. Een geweldige voedingsbodem voor gras, maar datzelfde gras maakt het de kruiden lastig. Een resultaat van deze experimenten bij boeren is dan weer het inzicht dat de slootkant kansen biedt: daar wordt sowieso een strook van een meter niet bemest en dat geeft de kruiden meer kans. En daarmee ook de weidevogels. Dat zoeken naar mogelijkheden kansen, dingen uitproberen. Dat is echt wat in een Proeftuin thuishoort!”

Vraag: “Wat heeft in jouw beleving de Proeftuin betekend voor de agrarisch ondernemers in het gebied?”

Jan: “Wat we als gemeente fundamenteel willen, is dat de familiebedrijven in de Krimpenerwaard perspectief hebben. Dat ze keuzes kunnen maken voor een toekomst in het gebied en dat ze het zien zitten om hier te blijven boeren. Om daarbij te helpen is het Mijn Koers-traject van de Proeftuin bijzonder waardevol geweest. Agrariërs die zelf en met collega’s – en sommige ook met hun partner –  sparren over hun toekomstvisie. Waar wil ik naartoe? Maar vooral ook kijken naar wat past bij mij als mens en ondernemer en waar word ik gelukkig van? Dat het niet vanzelfsprekend is dat je als vrouw van een boer ook boerin wordt, maar dat je droom en ambitie op een heel ander vlak kunnen en mógen liggen. Het loslaten van patronen, goed in de spiegel kijken en elkaar bevragen is essentieel bij het plannen maken voor de toekomst. De inbreng van collega’s en mensen ‘van buiten’ helpt daarbij. Dat is wat ik ook terughoor van de deelnemers aan dit traject. Mijn Koers gaat niet om zoveel meer koeien melken of grond erbij, maar om de ondernemer zelf en zijn of haar visie en dromen voor de toekomst. En de stappen die daarvoor nodig zijn. Daar zijn ook echt stappen gezet.”

Vraag: “De Proeftuin draait om een gezamenlijke toekomst, maar niet iedereen zit er hetzelfde in. Hoe werkte dat?

Jan: “In dit soort processen ga je met elkaar door bepaalde fases. Van eerste verkenningen tot daadwerkelijk vormgeven aan plannen of het inbrengen van nieuwe ideeën of experimenten. En ja, dan schuurt het weleens. Want waar de één al verder vooruitkijkt en accepteert dat er wat moet veranderen, zit de ander misschien nog in de ontkennings- of protestfase. Ik zou liegen als ik zei dat botsingen en frictie me niks doen. Sterker nog, daar heb ik echt wel last van gehad. De beleving van sommigen dat ‘de overheid het allemaal voor zichzelf doet’ of dat we ‘alleen maar natuur’ zouden willen en de landbouw vergeten, staat echt haaks op wat we als gemeente en ik als wethouder voor ogen hebben. De beste manier om uit zo’n moeilijke fase te komen is met elkaar in gesprek te gaan en blijven. Je verdiepen in de ander. Alleen dan kun je begrip krijgen voor de situatie of rol van de ander. En wordt het plaatje soms weer wat anders ingekleurd. Kijk ik naar mezelf en naar hoe we als gemeente handelen in een gebiedsproces, want daar hebben we ’t toch over, dan denk ik dat we vaker op bezoek moeten gaan op het boerenerf. Dan bereik je elkaar en ervaar je in de praktijk wat de boer bezighoudt of waar hij tegenaan loopt.”

Vraag: “De 4 jaar Proeftuin zit erop. Net als jouw wethouderschap. Hoe kijk je erop terug en wat is je wens voor de Krimpenerwaard?

Jan: “Ik vond het werken met en voor de landbouw geweldig! Binnen en buiten de Proeftuin. Ik heb er veel van geleerd en ben me alleen maar meer bewust geworden van het belang van duurzame innovatie in de landbouw. En dat boeren daar ook al volop mee bezig zijn. Wat ik mooi vind is dat door de Proeftuin ook in de gemeente landbouw beter in beeld is, dat ambtenaren daarin meegenomen zijn en relevante vragen kunnen stellen waardoor agrariërs zich serieus genomen weten. Winst is ook, vind ik, dat de boeren ons makkelijker weten te vinden met hun vragen.

Wat ik wens? Nog meer gezamenlijkheid binnen de sector. Minder kijken naar de overheid maar meer de handen ineenslaan voor eigen, duurzame initiatieven. Ik ben ervan overtuigd dat er blijvend plaats is voor landbouw in het gebied. Het is misschien ingewikkeld door de veenbodem, de sloten en smalle percelen, maar het kan! Door Mijn Koers-trajecten, een open mind en constructieve samenwerking weet ik zeker dat we trots kunnen blijven op de Krimpenerwaard.”