Veelgestelde vragen
Adaptieve landbouw, wat is dat eigenlijk?
Onderstaand een aantal veelgestelde vragen met daarbij de antwoorden (klik op het + icoon de antwoorden te bekijken). Staat uw vraag er niet bij? We beantwoorden hem graag, stuur daarvoor een mail naar info@proeftuinkrimpenerwaard.nl.
Adaptieve landbouw is landbouw aangepast aan de natuurlijke omstandigheden, welke benut worden voor een goede productie. Het doel van adaptieve landbouw is de productie van gezond voedsel met passende verdiensten en behoud van natuur- en landschapskwaliteit.
Adaptieve landbouw maakt gebruik van het zelfregulerend vermogen en de natuurlijke veerkracht van bodem, gewas en dieren. Deze vorm van landbouw vraagt om een systeemgerichte aanpak waarin de variatie van gewassen en dieren een belangrijke basis vormt. Hierbij ligt de focus op een stabiele productie in plaats van een maximale productie. Dit leidt tot een dynamisch evenwicht, met bijbehorend laag risico. En levert uiteindelijk een robuuster systeem. Deze aanpak vraagt niet alleen inspanningen en een andere houding van de veehouder, maar ook van ketenpartners, overheden, agrarisch onderwijs, consumenten, etc.
In de proeftuin ‘Trots op de Krimpenerwaard’ werken we toe naar een evenwicht, daarbij maken we gebruik van het adaptatiemodel. Een model waarbij natuurlijke processen benut worden voor een weerbaarder en veerkrachtiger landbouwsysteem.
Er is (nog) geen handboek adaptieve landbouw. Het vorm geven en economisch rendabel maken van adaptieve landbouw zullen we samen moeten doen. Onder samen verstaan we de melkveehouders en hun adviseurs, onderwijs, overheden, maar ook burgers/consumenten die bereid zijn een hogere prijs voor melk en vlees te betalen, te kiezen voor in de Krimpenerwaard geproduceerde producten of melkveehouders te betalen voor meer dan alleen melk, bijvoorbeeld landschapsonderhoud of andere maatregelen m.b.t. minder intensief landgebruik.
De beweging die we in de Proeftuin ‘Trots op Krimpenerwaard’ willen maken, laat zich het beste illustreren aan de hand van de twee uitersten: het controlemodel en het adaptatiemodel. In landbouw volgens het controlemodel is het doel een zo hoog mogelijke productie. Dat wordt alleen haalbaar geacht, als alle risicofactoren zoveel mogelijk onder controle zijn en alle keuzes op het gebied van gewas en fokkerij gericht zijn op een zo hoog mogelijke productie. Dat laat zich illustreren door een bal die bovenop een heuvel gehouden wordt (zie afbeelding controlemodel). Variatie (en dus kans op lagere productie) wordt geminimaliseerd door een hoogproductief koeienras, kunstmest, een hoogproductief grasras, krachtvoer en antibiotica. Wanneer er iets mis gaat in dit systeem kan de bal een eind de heuvel af rollen.
In landbouw volgens het adaptatiemodel is het doel een zo stabiel mogelijke productie. Dat wordt haalbaar geacht door te kiezen voor koeien en gewassen die bij variërende omstandigheden een zekere productie blijven leveren en door variatie in de productie-omgeving toe te laten. Variatie, bijvoorbeeld in de vorm van biodiversiteit, maakt de productie-omgeving minder gevoelig voor weersextremen. Er zijn immers altijd soorten die het blijven doen. Landbouw volgens het adaptatiemodel laat zich illustreren door een bal die in een vallei gehouden wordt (zie afbeelding adaptatiemodel). De vallei wordt gevormd door variatie: bij droogte doet de ene grassoort het beter en bij meer regenval doet de andere grassoort het beter. Daardoor is het resultaat altijd een zekere gewasproductie en dus een zekere melkproductie. Wanneer er toch iets ‘mis’ gaat, beweegt de bal hooguit een klein beetje naar links of rechts. Een ‘zekere’ melkproductie kan overigens lager zijn dan de ‘hoogste’ melkproductie.
De Krimpenerwaard heeft een groot buitengebied, dat in gebruik is voor de productie van gras en groenvoer voor de melkveehouderij. Om boer te kunnen blijven in een tijd van soms lage melkprijzen en onzekerheden m.b.t. Europees en nationaal beleid (bijvoorbeeld fosfaatproductie), is bedrijfsontwikkeling nodig. Schaalvergroting is normaal gesproken een voor de hand liggende optie, maar de fysieke omstandigheden op de veengrond in de Krimpenerwaard stellen grenzen aan wat haalbaar en wenselijk is. Zo is er sprake van bodemdaling met gevolgen voor de landbouw, bebouwing en via de productie van broeikasgassen voor het klimaat. Ook kan de infrastructuur nog maar beperkt meegroeien met de verkeersbewegingen en -omvang die nodig zijn voor agrarische ondernemingen. De situatie van de melkveehouderij in de Krimpenerwaard wordt gekenmerkt door vooruit willen en in veel gevallen ook moeten, maar tegen beperkingen aanlopen, zowel fysiek als qua draagvlak bij de overige bewoners.
We denken dat adaptieve landbouw een alternatief biedt voor schaalvergroting. Adaptieve landbouw gaat verder dan alleen aanpassingen in de landbouw. Het vorm (kunnen) geven en economisch rendabel maken van adaptieve landbouw vergt ook gedragsverandering bij overheden en burgers/consumenten. Zij moeten bereid zijn een hogere prijs voor melk en vlees te betalen, te kiezen voor in de Krimpenerwaard geproduceerde producten of melkveehouders te betalen voor meer dan alleen melk, bijvoorbeeld landschapsonderhoud of andere maatregelen m.b.t. minder intensief landgebruik. In de Proeftuin ‘Trots op de Krimpenerwaard’ hebben we aandacht voor de volle breedte van adaptieve landbouw.
Afhankelijk van hun huidige bedrijfsvoering bevinden de agrariërs zich op verschillende plekken op de denkbeeldige lijn van controle naar adaptieve landbouw. In de Proeftuin ‘Trots op Krimpenerwaard’ willen we een beweging stimuleren richting adaptieve landbouw. Om daar te komen, zien we een aantal stappen voor ons:
- Bewustwording dat het anders moet én kan bij o.a. agrariërs en burgers.
- Experimenteren en ervaring opdoen met maatregelen volgens de ‘adaptieve’ principes, die betrekking hebben op de onderdelen van de agrarische bedrijfsvoering, de omgeving en in de keten.
- Omschakelproces op het agrarisch bedrijf, in de omgeving en in de keten. Producten en diensten moeten immers ook gewaardeerd worden.
- Qua regelgeving kunnen doelvoorschriften sommige middelvoorschriften vervangen.
Adaptieve landbouw streeft naar een stabiele melkproductie. Die is anders dan een maximale melkproductie. De melkproductie in de adaptieve landbouw kan dus lager zijn dan in landbouw volgens het controlemodel. Melkproductie volgens het controlemodel brengt echter meer maatschappelijke kosten met zich mee dan melkproductie volgens het adaptatiemodel. Te denken valt aan kosten voor het op peil houden van water- en bodemkwaliteit. Wanneer agrariërs maatregelen nemen die positiever uitpakken voor hun omgeving, maar die wel extra arbeid of opbrengstderving met zich meebrengen, is het voor hun rentabiliteit nodig dat ze daarvoor op een of andere manier betaald worden. Dat kan in de vorm van een hogere melkprijs, lagere waterschapslasten of betalen voor natuur- en landschapsbeheer. Wanneer minder krachtvoer en minder kunstmest aangekocht worden, worden ook kosten uitgespaard. Hoe dan ook, voor het rendabel maken van adaptieve landbouw, zullen uiteindelijk ook burgers/ consumenten bereid moeten zijn daaraan bij te dragen. In de Proeftuin ‘Trots op de Krimpenerwaard’ willen we met de agrariërs en andere belanghebbenden de kosten en baten meenemen.
Onder klimaatadaptatie verstaan we het doen van aanpassingen om de negatieve gevolgen van klimaatverandering, zoals hevige regenval of juist droogte, te verminderen. Een voorbeeld van een aanpassing in de agrarische bedrijfsvoering is het telen van andere grasrassen, of een mengsel van grassen en andere planten, zodat onder droge omstandigheden de ene soort voor een goede opbrengst zorgt en onder natte omstandigheden de andere soort. Op percelen die permanent te nat zijn voor grasproductie of weidegang, kunnen teelten van natte gewassen overwogen worden. Ook kunnen grondeigenaren waterberging op hun land inpassen indien ze daarvoor gecompenseerd worden. In de Proeftuin ‘Trots op Krimpenerwaard’ willen we met de agrariërs en andere belanghebbenden de mogelijkheden onderzoeken.