Waterinfiltratie, wormen en weidevogels

Voor de aanwezigheid van weidevogels in de Krimpenerwaard is voedselbeschikbaarheid een belangrijke voorwaarde. Droogte speelt daar ook een rol in, blijkt uit een veldproef van de pilot Adaptief Weiden in samenwerking met het project Winst en Weidevogels. Er werden in het droge voorjaar van 2020 aanzienlijk minder wormen gemeten en bovendien waren die door de harde grond moeilijk bereikbaar voor vogels. Waterinfiltratie kan daar verandering in brengen, stelt Nyncke Hoekstra, onderzoeker van het Louis Bolk Instituut. “Hoe natter de grond, hoe meer wormen en daarmee voedsel voor weidevogels en hun kuikens.”

Veldproef na natte winter

In 2020 is op 3 melkveebedrijven in de veenweiden een veldproef uitgevoerd. Op elk bedrijf op een droog én een nat grasperceel. Omdat de winter van 2019-2020 erg nat was, startte de proef met een erg vochtige bodem. Na de eerste meetronde echter (half maart) volgde een lange droge periode. Dat effect is ook te zien in de metingen die volgden in de eerste en laatste week van april: het bodemvochtgehalte nam op de droge percelen af van 56% op 16 maart naar 36% op 27 april.

Effect droog voorjaar op wormen

In drie ronden (half maart, eerste week en laatste week van april) zijn er metingen verricht aan aantallen en soorten wormen in de bodemlaag van 0-10 cm en 10-20 cm. Aan het begin van de proef waren er in de bovenste 10 cm van de bodem gemiddeld 402 wormen/m2 op de droge percelen. Op de natte percelen was dat 730 wormen/m2. Omdat er tijdens de proef nauwelijks neerslag was, droogde de grond sterk uit en nam de wormdichtheid op de droge percelen in de bovenste 10 cm af tot 62 wormen/m2 en op de natte percelen naar 60 wormen/m2 (Figuur 1). Eind april was er geen verschil in wormdichtheid meer tussen de droge en natte percelen. Hoe droger de bovengrond werd, hoe meer de wormen, vooral op de natte percelen diepere, vochtigere bodemlagen (10-20 cm) opzochten (Figuur 1).

Indringingsweerstand van de bodem

Niet alleen waren er door de droogte minder wormen te vinden in de bovenste 10 cm van de bodem, de bodem was ook veel harder. Door die toegenomen indringingsweerstand van de bodem kost het de vogel veel meer energie om zijn snavel in de grond te steken om voedsel te vinden. Hoewel de indringingsweerstand op de droge en natte percelen toenam, bleef deze gedurende de droge periode op de natte percelen wel steeds lager dan die op de droge. Voor weidevogels zoals de grutto die echt met hun snavel in de grond naar wormen zoeken, is een vochtige bodem belangrijk voor voedsel.

Waterinfiltratie voor plas-dras

Figuur 1 Verloop van de wormdichtheid in de laag 0-10 cm en 10-20 cm op de droge en natte percelen

Figuur 1 Verloop van de wormdichtheid in de laag 0-10 cm en 10-20 cm op de droge en natte percelen. Alleen wormen in de laag 0-10 cm zijn beschikbaar voor weidevogels. Opvallende verschillen in de aantallen op 0-10 cm worden aangegeven met *

Omdat natte percelen een hogere wormdichtheid houden, ook tijdens droge periodes en bovendien een lagere indringingsweerstand hebben, kan een waterinfiltratiesysteem (voorheen onderwaterdrainage genoemd) volgens Nyncke Hoekstra positief bijdragen aan weidevogelbeheer. “Het kunnen sturen met het grondwaterpeil om de bodem vochtiger te houden en zo veenoxidatie tegen te gaan, heeft als gunstig neveneffect dat er meer wormen, insecten en planten aanwezig zijn. Daarmee draagt deze bodemdalingremmende maatregel bij aan het verbeteren van de biodiversiteit. Dit voorjaar realiseert melkveehouder Hans Mulder in Vlist via waterinfiltratie een plas-dras plek voor ‘zijn‘ weidevogels op 1 ha. Dit voorjaar voeren we aanvullende wormenbeschikbaarheids-metingen uit op percelen met en zonder verhoogd grondwaterpeil. Daarnaast worden de draagkracht en grasproductie vergeleken. Resultaten hiervan worden later dit jaar gedeeld via de nieuwsbrief.”

Meer weten over de veldproef en adaptief weiden? Mail naar n.hoekstra@louisbolk.nl